‘Hoe ging het?’ vroeg ik vandaag aan de medewerkster op het kinderdagverblijf toen ik mijn dochter ophaalde. ‘Goed hoor’, zei de medewerkster. ‘Ze wandelt alleen wel eens van tafel weg en als ik vraag of ze er weer bij komt zitten, zegt ze nee.’ Ik was niet verbaasd.
Mijn dochter, die onlangs twee werd, is dol op het woord nee. Vooral op NEE met een uitroepteken. Haren kammen? Nee. Jurkje aan? Nee. Eten? Nee.
Waarom per slot van rekening ja zeggen als het ook nee kan zijn?
Peuterpuberteit
Je begrijpt: volgens ‘de boekjes’ zijn we in de gevreesde peuterpuberteit beland. De ‘ik ben twee en ik zeg nee fase.’ Hartstikke leuk, vooral omdat een peuter nu zelf het liefst schijnt te willen bepalen wat hij of zij wil doen. Opvoedkundigen hebben daar natuurlijk prachtige omschrijvingen voor. Peuters bevinden zich nu namelijk in de de autonomiefase, ook wel de peuterpuberteit genoemd. Het bijbehorende gevecht heet de autonomiestrijd.
Autonomiefase? Autonomiestrijd? Wow. Dat klinkt serieus.
Driftbui!
En het kan ook serieuze gevolgen hebben. Sommige ouders voeren iedere dag met hun peuters een strijd over eten, drinken, kleding en weet-ik-niet-allemaal. En ja, soms kom ik daar ook wel eens in terecht. Soms ook niet, maar dan krijgen we vaak te maken met een driftbui waar Naomi Campbell in beschonken toestand nog wat van zou kunnen leren.
Maar die driftbuien negeer ik. Simpel. Misschien niet erg pedagogisch verantwoord, maar als een kind zo nodig op de grond moet gaan trommelen met de handen en benen, dan haak ik af. Overigens helpt dat wel. Binnen een halve minuut is zo’n zogenaamde driftbui dan over.
En dan is het juist handig, dat nee zeggen. Als ik dan vraag of ze nog boos is, komt er een heel hard ‘NEEEE!’ uit. Mooi. Opgelost.
JA!
Overigens zegt mijn dochter ook wel eens ‘JA!’ Bij voorkeur op vragen als ‘wil je een koekje’ of ‘wil je een ijsje.’ Moet je eens opletten hoe snel dat JA eruit komt rollen. Kan ze prima. Dat nee zeggen heeft meer met het verkennen van de grenzen te maken.
Mag ze doen hoor. In vergelijking met de échte puberteit is dit nog niets. Dit kan ik aan. De medewerksters op het kinderdagverblijf trouwens ook. ‘Ik heb gezegd dat ze toch echt moest gaan zitten’, legde de medewerkster later uit. ‘En dat deed ze. Geen probleem.’
Want nee zeggen is één ding, nee doen is iets anders. Ik hoop niet dat ze dat leert anytime soon.
Afbeelding: Keepcalm
Evelyn zei ook vaak “nee”, dat heb ik op de volgende (waarschijnlijk pedagogisch volkomen onverantwoorde) manier opgelost: we doen niet je jasje aan hoor! Dan wilde ze natuurlijk wel haar jas aan doen. Of: niet je worteltjes opeten hoor! Goh, dan gingen die oranje dingen erin als koek. Maar weet je, of je nu wel of niet pedagogisch verantwoord bezig bent, groot worden ze wel en met zulke ouders ook nog verstandig. Let maar op!
Oeh, die hou ik erin! En inderdaad, schrale troost, ze groeien toch wel op 😉
Mooi beschreven. Hier ook regelmatig van die driftbuien waar je u tegen zegt consequent negeren helpt echter wel. De drambuien op de grond zijn minimaal. Het nee zeggen is daarentegen tot een sport verheven. Prima, als je het maar wel doet.
Nee zeggen is inderdaad een sport. En eentje waar ze in die leeftijd ook nog uitermate veel talent voor hebben!