Begin 2020 schreef ik nog een optimistisch blog over mijn nieuwe opleiding. Toen wist ik nog niet dat een maand later alles plat lag door de COVID-19 pandemie. En toen wist ik ook niet dat ik een paar maanden later zou stoppen met diezelfde opleiding. Het goede nieuws? Ik ben met een nieuwe opleiding gestart. Midden in Corona-tijd.
Overigens had Corona niks te maken met het feit dat ik stopte met de lerarenopleiding Nederlands. Het bleek dat ik veel minder vrijstelling kreeg dan verwacht en dat betekende dan weer dat ik drie tot vier jaar aan het studeren was. Ik ben heel eerlijk: daar had ik ‘t geduld niet voor.
Weer naar de universiteit
En dus besloot ik de lerarenopleiding van de universiteit te mailen. De toelatingscommissie was helder. Omdat ik geschiedenis had gestudeerd, mocht ik meedoen aan de eenjarige master leraar Geschiedenis. Wilde ik de richting docent Nederlands volgen, dan mocht ik mij aanmelden voor de tweejarige variant. In beide gevallen werd ik een eerstegraads leraar. Handig.
Nog beter? Ik mocht bij die master meteen voor de klas. Wist ik meteen of het wat voor mij was of niet. Leek mij ook wel aardig. Ik koos voor Geschiedenis. Dan duurde de master iets korter en ach, het was toch ook wel leuk om terug te keren naar mijn oude liefde.
In september van vorig jaar kon ik niet meer beginnen (de stages waren begrijpelijkerwijs al vergeven), maar in februari mocht ik wel aan de slag. Midden in Corona-tijd. Ach ja, waarom ook niet.
Eerste colleges
In februari gingen we gezellig los met de eerste online colleges. Ik moet eerlijk bekennen dat ik dat online college volgen zelf niet zo erg vond. Want hoera, ik hoefde niet speciaal voor college naar Groningen. Scheelde toch weer reistijd. Daarbij had de universiteit toch nog een stageschool voor mij gevonden. In Groningen. Anders had ik wel héél vaak naar Groningen gemoeten. Maar hé, alles voor het goede doel.
Naar de stageschool
Een maand later maakte ik al kennis op de stageschool en mijn – zoals ze dat zo mooi noemen – vakcoach. Dat is een bevoegd leraar die je begeleidt, observeert tijdens de les en adviseert. In mijn geval bleek het al een iets oudere docent met een goed gevoel voor humor. En relativeringsvermogen. Scheelt enorm. Vooral in Corona-tijd.
Na de voorjaarsvakantie kon ik al terecht op de school. Om lessen te observeren bij mijn vakcoach en andere docenten. Maar mijn vakcoach was heel duidelijk: ‘je kunt observeren tot je een ons weegt, je moet voor die klas.’ Nou, daar had hij hartstikke gelijk in. Het lerarenvak moet je al doende leren.
Eerste les
En dus vond ik mijzelf op een woensdagmiddag terug in een gymzaal. Tijdens een blokuur aan het einde van de middag. Al nooit het favoriete tijdstip van leerlingen én leraren, want iedereen is dan – ehm – een beetje uitgeteld. Bovendien was de gymzaal in meerdere delen opgesplitst en werd er aan weerszijden les gegeven. Aan mij de taak om twee uur te vullen met een les over de Sovjet-Unie en alles wat daarbij hoort.
Dertig havo 4 leerlingen keken mij sceptisch aan. Wie was dat mens eigenlijk? Wat ging ik doen? Hoe dan? Ik heb mijn riedeltje afgedraaid (veel te snel), stelde vragen en vroeg mij intussen af of ik wel te verstaan was voor sommige leerlingen die helemaal achterin die gymzaal zaten (nee dus).
Maar tot mijn verbazing hakten de leerlingen niet meteen mijn spreekwoordelijke kop eraf. Eigenlijk luisterden ze en keken ze mij nieuwsgierig aan. ‘Bent u een zijinstromer mevrouw?’ Ja dus. Ik leerde al snel dat als een havo 4 leerling zich wat afvraagt, dat je dan ook meteen te horen krijgt. Wat stiekem best leuk is. Niet doorvertellen.
Geloof mij, na afloop van de les heb ik die nacht in mijn dromen nog vaak in die gymzaal gestaan.
Wist ik veel dat ik ook nog les zou geven in een fietsenkelder en een kerk. Voor ik het wist stond ik zelfs alleen voor de klas. ‘Kan jij wel’, zei mijn vakcoach. Oh. Kon ik dat? Ik betwijfelde het. Maar het ging wel.
Uittesten
Al werd ik echt uitgetest door de havo 4 leerlingen toen mijn vakcoach ziek was. De maatregelen waren zo’n beetje opgeheven, de leerlingen mochten weer in een heus lokaal zitten en de bravoure bij de leerlingen keerde – gelukkig – terug.
Nou, dat heb ik geweten. Ze hebben geprobeerd van alles uit te halen. Ik hoorde mijzelf dingen roepen als ‘Pietje, ik weet dat je je boek niet wilt openen, maar daarom moet je Jantje niet met dat ding op z’n hoofd willen slaan’ of ‘Willem, je moet niet je telefoon laten balanceren op een waterflesje, dat gaat niet goedkomen.’ Het leukste was nog wel toen er een leerling uit een andere klas mee deed en uiteindelijk de klas verliet, ‘want het is maar een grap.’ Ik heb die jongen van harte uitgenodigd om te blijven (‘want ik ben best een leuke leraar’) en tegen de anderen lachend geroepen ‘dat ik de grenzen van hun humor wel nooit zou kunnen begrijpen.’
Toen waren ze er wel klaar mee.
De grenzen waren bepaald. Maar ik kon er trouwens ook niet boos om worden. Ja, soms professioneel boos, zoals ze dat ook wel noemen. Maar inwendig grinnikte ik om dit ondeugende gedrag van de leerlingen. Ik heb niet voor niets ijsjes voor ze gehaald voor mijn laatste les. Gratis advies: als je ooit havo 4 leerlingen wil laten meewerken? Geef ze ijs.
Nu ik erover nadenk geldt dat overal.
Hoe dan ook, mijn vakcoach was tevreden over mijn stage. Ik kreeg een 8.5.
Naar een andere school
Nu hopen dat ik dat goede gevoel een beetje vast kan houden, want ik ga na de zomervakantie weer naar een andere school. Een gymnasium om precies te zijn. Dat wordt weer een héle andere ervaring. Eens kijken of het mij lukt om deze leerlingen wat bij te te brengen. En anders geef ik ze ijs. Dat heb ik alvast geleerd van deze opleiding.
Afbeelding: © sherrie smith | Dreamstime Stock Photos
Geef een reactie